Op deze pagina vindt u het overzicht met de meest gestelde vragen en antwoorden over de subsidieregeling ‘Financiële educatie voortgezet onderwijs’.
| Let op! Aan deze veel gestelde vragen en antwoorden kunnen geen rechten worden ontleend. Op verschillende plaatsen wordt verwezen naar achterliggende wet- en regelgeving. Bij onduidelijkheid over de uitleg van deze vragen en antwoorden is deze wet- en regelgeving altijd leidend. |
Aanvraag
De regeling staat gepubliceerd op: wetten.nl - Regeling - Subsidieregeling financiële educatie voor onderwijsinstellingen - BWBR0048586 (overheid.nl).
De toelichting op de regeling is te raadplegen via: Staatscourant 2024, 7991 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl)
Het bevoegd gezag van een Rijks bekostigde vo-instelling dient een aanvraag in. Voor dit tijdvak kunnen ook het voortgezet speciaal onderwijs (vso) en praktijkonderwijs (pro) een aanvraag indienen.
U kunt dit terugvinden in de regeling onder artikel 1 ‘Begripsbepalingen’ in relatie tot artikel 11 ‘Subsidieaanvraag’ lid 2 en lid 3.
Het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra of artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020.
U kunt dit terugvinden in de regeling onder artikel 1 ‘Begripsbepalingen’.
Een subsidieaanvrager, het bevoegd gezag van een Rijks bekostigde vo-instelling, kan subsidie aanvragen voor één of meerdere onderwijslocaties die horen bij dezelfde vo-instelling.
Per subsidieaanvrager kunnen voor vo-instellingen meerdere aanvragen in behandeling worden genomen, indien deze een verschillende instellingscode uit de Registratie Instellingen en Opleidingen betreffen. Het gaat hierbij om het 4-cijferig BRIN nummer. Het bevoegd gezag dient derhalve 1 subsidieaanvraag in voor de instellingen die horen onder hetzelfde 4-cijferig BRIN nummer. De instelling is vrij om zelf te bepalen hoe het subsidiebedrag wordt verdeeld binnen de instellingen. Er kan maximaal €300.000 aangevraagd worden per subsidieaanvraag.
U kunt dit terugvinden in de regeling onder artikel 11 ‘Subsidieaanvraag’.
Alle Rijks bekostigde vo-instellingen mogen een aanvraag indienen voor dit tijdvak.
Er wordt in de regeling geen onderscheid gemaakt tussen verschillende niveaus of leerjaren. Instellingen zijn derhalve vrij om hier zelf invulling aan te geven.
De subsidieaanvragen worden behandeld op volgorde van ontvangst, waarbij alleen volledige subsidieaanvragen in behandeling worden genomen. Indien uw aanvraag onvolledig is, vraagt UVB u de informatie aan te vullen. Hierbij vervalt uw positie op de ranglijst en is de datum waarop uw aanvraag volledig is leidend voor uw nieuwe positie op de ranglijst.
U kunt dit terugvinden in de regeling onder artikel 12 ‘Rangschikking’.
Via financiële educatie vo ‘aanvragen’ staan de te nemen stappen voor het aanmaken van een account en de registratie. Registreren kan vanaf 8 maart 2024.
Zodra deze stappen zijn doorlopen, kan een subsidieaanvraag worden ingediend vanaf 15 april 2024 om 15.00 uur tot en met 10 mei 2024 17.00 uur.
Voor de indiening van een subsidieaanvraag is geen E-herkenning nodig.
In overeenstemming met de kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS besluit de minister binnen 13 weken na ontvangst van de volledig aanvraag of er subsidie wordt verleend. Zie hiervoor artikel 4.1 ‘Termijn besluit tot subsidieverlening’ wetten.nl - Regeling - Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS - BWBR0037603 (overheid.nl).
Activiteiten voor een project in een vo-instelling in het kader van deze regeling vinden plaats in de periode van 11 mei 2024 tot en met 9 juli 2027.
U kunt dit terugvinden in de regeling onder artikel 6 ‘Projectperiode’.
U dient de subsidieaanvraag in tussen 15 april 2024 15.00 uur en 10 mei 2024 17.00 uur. Indienen van uw aanvraag kan met het elektronisch formulier op het subsidieportaal van Uitvoering van Beleid: Inloggen Subsidieportaal Uitvoering Van Beleid (mijnuitvoeringvanbeleidszw.nl). Bij uw aanvraag voegt u de bijlagen ‘activiteitenplan’ en ‘begroting’ toe.
De subsidie is eenmalig aan te vragen binnen het aanvraagtijdvak tussen 15 april en 10 mei 2024, maar een instelling kan de subsidie gedurende meerdere jaren (de projectperiode) besteden.
Nee, tijdens het tijdvak van 15 april t/m 10 mei 2024 kunnen alleen Rijks bekostigde vo-instellingen een aanvraag indienen.
Deze is over het algemeen gelijk, alleen net wat andere accenten zoals de nadruk op het betrekken van ouders en het totaal aan te vragen bedrag. In de toelichting van de regeling wordt dit verder uitgelegd.
Bij de aanvraag worden een activiteitenplan en een begroting meegestuurd. U vult één activiteitenplan en begroting in voor de gehele aanvraag. De voorgeschreven formats voor deze bijlagen staan onder financiële educatie vo ‘Uitvoeren en verantwoorden'.
Het activiteitenplan bevat in ieder geval:
- overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;
- een beschrijving van de aard, omvang en duur van uitvoering van de activiteiten;
- een omschrijving van reeds bestaande en uitgevoerde activiteiten op het gebied van financiële educatie;
- een beschrijving van de met de activiteiten na te streven resultaten.
U kunt dit terugvinden in de regeling onder artikel 11 ‘Subsidieaanvraag’ lid 7 onderdeel a t/m e.
Nee, dat is niet mogelijk. Activiteiten A en B zijn verplicht. Activiteit D is optioneel en bedraagt maximaal 25% van de subsidiabele kosten. U kunt dit terugvinden in de regeling artikel 11 ‘Subsidieaanvraag’, lid 1 en artikel 8 ‘Subsidiabele kosten’, lid 2.
Nee, activiteit A en B dienen deel uit te maken van de subsidieaanvraag. Enkel activiteit D is optioneel. Veel onderwijsinstellingen hebben reeds bestaande initiatieven op het gebied van financiële educatie. De regeling financiële educatie is bedoeld als aanvulling op de bestaande initiatieven en is een stimulans om financiële educatie structureel te kunnen inbedden op de onderwijsinstelling en de ambities op financiële educatie naar een hoger niveau te tillen. Het is daarom niet de bedoeling om bestaande activiteiten die nu op een andere manier gefinancierd worden door middel van de voorliggende subsidieregeling te financieren. In de toelichting op de regeling wordt dit verder uitgelegd.
In het activiteitenplan bij Uitvoeren en verantwoorden geeft de vo-instelling een korte omschrijving van de uitgangssituatie, de beoogde groei en het gewenste resultaat.
- Uitgangssituatie: omschrijving van de huidige situatie op de vo-instelling met betrekking tot financiële educatie
- Beoogde groei: omschrijving van het doel van de regeling binnen de vo-instelling
- Gewenste resultaat: omschrijving van het te streven resultaat door financiële educatie te implementeren bij de vo-instelling.
In de begroting geeft u een overzicht van de verwachte kosten. U gebruikt hiervoor het voorgeschreven format ‘Begroting’ dat u vindt op Uitvoeren en verantwoorden.
Let op: lees de instructie in de begroting goed door.
U vult eerst de kosten in voor de activiteiten A en B, voordat u de kosten voor activiteit D in de begroting opneemt. In de begroting vult u eerst per regel kolom A, vervolgens kolom B en dan kolom C in.
In kolom A selecteert u de activiteit. Vervolgens omschrijft u de kosten in kolom B. Let daarbij op artikel 7, artikel 8 en de toelichting van de regeling (subsidiabele activiteiten). Kolom C vult u enkel in bij activiteit A. U dient in deze kolom de gekozen opleiding van www.geldlessen.nl te vermelden. In kolom D selecteert u de kostensoort.
Vervolgens vult u in kolom E het tarief per opleiding of het interne/externe uurtarief in en het aantal docenten per opleiding of het aantal uren bij personeelskosten/verletkosten in kolom F. De niet verrekenbare btw vult u in bij kolom H. Let op dit is enkel van toepassing op opleidingskosten en externe personeelskosten. De overige kolommen worden automatisch berekend.
Ja, het voorschot is maximaal 80% van het toegekende subsidiebedrag en wordt verstrekt bij de beschikking tot de subsidieverlening. U kunt dit terugvinden in de regeling onder artikel 10 ‘Bevoorschotting’.
De subsidie bedraagt minimaal € 75.000,– en maximaal € 300.000,– per aanvraag. U kunt dit terugvinden in de regeling onder artikel 4, lid 4 ‘Subsidieplafond en het subsidiebedrag per aanvraag’.
Instellingen mogen zelf invulling geven aan de omvang van hun initiatief. Er dient wel sprake te zijn van een structurele aanpak. Eenmalige of kortdurende interventies zijn niet genoeg. Verder geldt het minimale subsidiebedrag van €75.000,- ook voor subsidieaanvragen op kleinere schaal.
Alleen de niet verrekenbare btw is subsidiabel. Dit is echter alleen van toepassing op de opleidingskosten en externe kosten. De kosten voor een controleverklaring ter hoogte van €3.000,- zijn inclusief btw.
U kunt dit terugvinden in de regeling onder artikel 8 ‘Subsidiabele kosten’ lid 1 onderdeel e.
Algemeen activiteiten
De regeling kent voor het voortgezet onderwijs 3 activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen:
- Het trainen van docenten om financiële educatie in bestaande vakken te integreren en leerlingen op effectieve wijze te onderwijzen in financiële vaardigheden;
- Het aannemen of vrijstellen van medewerkers binnen scholen, die zorgen dat financiële educatie ingebed wordt in het onderwijs op de betreffende school;
- Het aanbieden van individuele persoonlijke financiële begeleiding op vo-instellingen aan leerlingen en het betrekken van ouders of verzorgers bij de financiële opvoeding van hun kinderen.
U kunt dit terugvinden in de regeling onder artikel 7 ‘Subsidiabele activiteiten’.
Activiteit A gaat expliciet over het trainen van docenten die voor de klas staan en bevoegd zijn om les te geven aan leerlingen op het vo. Dat wil zeggen dat niet-onderwijzend personeel niet onder de scope van activiteit A valt.
Wat betreft activiteit B gaat het om een medewerker op school die zowel intern als extern ingehuurd kan worden voor het uitvoeren van deze activiteit en de bijbehorende taken. Denk hierbij aan een docent, coördinator, ondersteunend personeelslid of projectleider die verantwoordelijk is voor de structurele inbedding van financiële educatie op de betreffende school. Taken die deze medewerker met betrekking tot deze activiteit kan doen zijn onder andere: een plan van aanpak opstellen waarbij onderwijsactiviteiten worden ontwikkeld gericht op leerlingen en/of hun ouders op het gebied van financiële educatie zoals het organiseren van onderwijsactiviteiten waarin leerlingen en hun ouders/verzorgers betrokken worden; het werven van docenten voor de trainingen onder activiteit A en/of het opzetten van een projectgroep om de daadwerkelijk opgedane kennis over financiële educatie tijdens de trainingen te integreren in een doorlopende leerlijn voor financiële educatie op school.
Activiteit D is gericht op het aanbieden van individuele persoonlijke financiële begeleiding aan leerlingen en het betrekken van ouders of verzorgers bij de financiële opvoeding van hun kinderen. Ouders spelen namelijk een grote rol bij de financiële opvoeding van, de over het algemeen jonge vo-leerlingen.
Activiteit D is optioneel en dus niet verplicht. Activiteiten A en B zijn wel verplicht en dienen onderdeel te zijn van de aanvraag.
Activiteiten die niet binnen de scope van deze subsidieregeling vallen zijn: het inkopen van gastlessen die door een externe partij worden gegeven aan leerlingen; het ontwikkelen van nieuw lesmateriaal dat geen onderdeel is van een training voor docenten (trainingen dienen te worden gekozen uit het aanbod dat op www.geldlessen.nl wordt geplaatst, zoals benoemd in de Subsidieregeling financiële educatie voor onderwijsinstellingen) en de aanschaf van lesmateriaal dat niet onderdeel is van een training voor docenten (les- of werkboeken die gebruikt worden tijdens een training aan docenten zijn wél subsidiabel). Andere activiteiten en kosten die niet subsidiabel zijn: de kosten voor het huren van een zaal/locatie, kosten voor drukwerk.
Voor subsidie komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking:
- externe kosten voor een opleiding, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a;
- verletkosten van de docenten, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, tegen een vast tarief van € 75,– per uur;
- kosten voor de activiteit, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdelen b en d, indien dit wordt uitgevoerd door een medewerker in dienst bij een vo-instelling, tegen een vast tarief van € 75,– per uur;
- kosten voor de activiteit bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdelen b en d, indien dit wordt uitgevoerd door een ingehuurde externe medewerker, tegen een maximaal tarief van € 110,– exclusief btw per uur;
- niet verrekenbare btw;
- kosten voor een controleverklaring ter hoogte van € 3.000,– inclusief btw indien deze verplicht is op grond van artikel 14, vierde lid.
U kunt dit terugvinden in de regeling onder artikel 8 ‘Subsidiabele kosten’.
Ja, die zijn subsidiabel voor docenten. U kunt dit terugvinden in de regeling onder artikel 8 ‘Subsidiabele kosten’, lid 1 onderdeel b.
De verletkosten van de docenten tijdens de opleidingsuren zijn subsidiabel, indien deze uren ten kosten gaan van de dagelijkse werkzaamheden. Dit geldt enkel in het geval dat de docenten de opleiding volgen tijdens de lesuren en niet tijdens de vaste studiedagen of zogenoemde docentdagen, omdat verletkosten enkel ontstaan bij gemiste lesuren. De instellingen worden overigens niet verplicht om de opleiding op de vaste studiedagen of docentdagen in te plannen.
Ja, de vo-instelling kan er zelf voor kiezen wanneer welke activiteit uitgevoerd wordt, zolang deze activiteiten vallen binnen de projectperiode zoals genoemd in de regeling. De projectperiode kunt u terugvinden in de regeling onder artikel 6 ‘Projectperiode’.
Wij horen graag welke locaties aan de slag gaan met financiële educatie middels deze subsidieregeling. Dit geeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid meer informatie over het bereik van de regeling. Het is niet nodig om per locatie een activiteitenplan in te dienen. In uw activiteitenplan en aanvraagformulier vermeldt u de locaties.
Ja, dit is geheel aan de vo-instelling zelf om te bepalen voor welke onderwijslocatie(s) de subsidie wordt ingezet.
Activiteit A: het volgen van een opleiding door docenten
De door de minister goedgekeurde opleidingen, die zijn opgenomen op www.geldlessen.nl/scholingsaanbod, zijn subsidiabel.
U kunt dit terugvinden in de regeling onder artikel 7 ‘Subsidiabele activiteiten’.
Www.geldlessen.nl is het platform van Wijzer in Geldzaken en vervult de rol van ‘Expertisepunt Financiële Educatie’ in het kader van deze regeling. Om ervoor te zorgen dat het scholingsaanbod voldoet aan de kaders die zijn opgesteld, dient al het scholingsaanbod getoetst te worden aan deze kaders. Deze toetsing wordt door Wijzer in Geldzaken gedaan en geplaatst op www.geldlessen.nl/scholingsaanbod. Daarnaast is het overzichtelijk voor vo-instellingen om het scholingsaanbod op één plek te raadplegen.
Het aanbod dat momenteel getoetst en beschikbaar is, is terug te vinden op www.geldlessen.nl/scholingsaanbod. Bij deze aanbieders staat een indicatie voor de kosten
Als dit een medewerker betreft die zelf ook docent is en lesgeeft binnen de vo-instelling, ja.
Voor docenten die reeds de kennis in huis hebben is een training niet nodig. Activiteit A blijft in deze gevallen nog steeds een verplicht onderdeel van de subsidieaanvraag. Er zijn ook docenten die graag meer kennis willen opdoen of betere handvatten willen ontwikkelen over hoe zij de kennis op het gebied van financiële educatie het beste vorm kunnen geven binnen hun eigen vak.
Er is geen minimum/maximum vastgesteld. De instelling is vrij om zelf te bepalen hoeveel docenten worden opgeleid.
Alleen docenten mogen een opleiding volgen binnen activiteit A.
Expertisepunt Wijzer in geldzaken
Ja, via het Expertisepunt Financiële Educatie. Onderwijsinstellingen, docenten (en aanbieders van trainingen) kunnen hier terecht voor een actueel overzicht van trainingsaanbod, informatie, advies en het delen van kennis rondom effectieve financiële educatie.
Het scholingsaanbod is gericht op het trainen van docenten om financiële educatie binnen de bestaande vakken te integreren en het organiseren van onderwijsactiviteiten op de vo-instelling. Daarmee sluit het aan op het programma van de school.
Ook is er scholingsaanbod beschikbaar gericht op het vso en pro.
Ja, het scholingsaanbod op geldlessen.nl wordt de komende periode verder aangevuld.
Activiteit B: aannemen of vrijstellen van medewerkers voor structurele inbedding van financiële educatie
Elke docent of medewerker die al werkzaam is binnen de vo-instelling of iemand die hiervoor wordt ingehuurd. De kosten voor het aannemen of vrijstellen van medewerkers voor deze structurele inbedding is terug te vinden in de regeling onder artikel 8 ‘Subsidiabele kosten’ lid 1 onderdeel c en onderdeel d.
Elke medewerker die al werkzaam is binnen of buiten de vo-instelling om financiële educatie structureel in te bedden binnen de instelling (of vestiging) tegen de kosten die zijn genoemd in de regeling. De kosten voor het aannemen of vrijstellen van medewerkers voor deze structurele inbedding is terug te vinden in de regeling onder artikel 8 ‘Subsidiabele kosten’ lid 1 onderdeel c en onderdeel d.
Bij activiteit B worden uren verantwoord middels bijvoorbeeld een aanstelling of addendum bij de arbeidsovereenkomst, dan wel via de van aanwezigheidsregistraties voorziene facturen. Hierover volgt meer informatie in de 2e helft van 2024. Uitgangspunt zal in elk geval zijn dat de school zich kan verantwoorden over bestede uren.
Om duurzame en een structurele inzet voor financiële educatie binnen de hele school te realiseren is meer nodig dan alleen het trainen van individuele docenten. Daarom is een de tweede activiteit ook verplicht bij het indienen van een subsidie aanvraag die zich richt op deze structurele inbedding. Hier kunnen verschillende activiteiten onder vallen zoals:
- het zijn van een aanspreekpunt voor docenten die aan de slag gaan met financiële educatie;
- het werven van docenten voor de trainingen onder activiteit A;
- het maken en uitvoeren van onderwijsactiviteiten (met eventueel bijbehorend lesmateriaal) aan de hand van de gevolgde opleiding;
- het opzetten van een projectgroep om de daadwerkelijk opgedane kennis over financiële educatie tijdens de trainingen te integreren in een doorlopende leerlijn voor financiële educatie op school;
- het verspreiden van kennis over financiële educatie in de organisatie;
- een plan van aanpak opstellen waarbij onderwijsactiviteiten worden ontwikkeld, gericht op leerlingen en/of hun ouders op het gebied van financiële educatie;
- het organiseren van onderwijsactiviteiten waarin leerlingen en hun ouders/verzorgers betrokken worden.
Deze lijst is niet uitputtend.
Het opleiden van docenten en het aanstellen van een medewerker financiële educatie draagt bij aan structurele inbedding van effectieve financiële educatie binnen vo-instellingen. Veel instellingen organiseren in samenwerking met lokale gemeenten activiteiten zoals het verzorgen van gastlessen aan leerlingen. Gastlessen zijn eenmalige of kortstondige activiteiten die niet binnen de scope van de regeling vallen, maar kunnen effectief zijn als ze onderdeel zijn van een structureel aanbod van financiële educatie. Gastlessen zijn dus een mooie aanvulling om naast het trainen van docenten kennis te delen over specifieke onderwerpen zoals beleggen, crypto’s of achteraf betalen.
Activiteit D: het aanbieden van individuele persoonlijke financiële begeleiding aan leerlingen en het betrekken van ouders of verzorgers bij de financiële opvoeding van hun kinderen.
Deze regeling is bedoeld als aanvulling op bestaande initiatieven en is een stimulans om financiële educatie naar een hoger niveau te tillen. Hoe dat te doen is aan de school en afhankelijk van hun leerlingenpopulatie. Een school is Amsterdam Zuidoost heeft mogelijk andere behoeften dan een school in Noordoost Groningen. Het is daarom niet de bedoeling om bestaande activiteiten die nu op een andere manier gefinancierd worden door middel van de voorliggende subsidieregeling te financieren. Een voorbeeld van een aanvulling is het volgende: stel dat een onderwijsinstelling al een medewerker in dienst heeft die leerlingen met geldzorgen begeleidt. Dan kan de onderwijsinstelling ervoor kiezen om een extra budgetcoach met als expertise ‘jongeren’ extern in te huren die leerlingen nog beter en gerichter kan helpen die daarbij de warme overdracht doet naar de gemeente voor eventuele verdere (schuld)hulpverlening. Dit is dan geen vervanging, maar een aanvulling op een bestaande activiteit.
Binnen activiteit D is het mogelijk om individuele persoonlijke financiële begeleiding aan te bieden aan leerlingen. De individuele begeleiding van leerlingen met financiële problemen kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door inzet van een budgetcoach op vo-instellingen en, of financiële inloopspreekuren, of door samenwerking met het financieel jongerenwerk binnen de instelling. Er worden geen eisen gesteld aan de hulpvraag van de leerlingen. Alle leerlingen die er behoefte aan hebben kunnen een beroep doen op de persoonlijke begeleiding. Indien financiële begeleiding voor een leerling niet meer nodig blijkt te zijn, kan het voor sommige leerlingen fijn zijn om nazorg te krijgen. Door middel van nazorg kan voorkomen worden dat leerlingen opnieuw financiële problemen krijgen. Het is derhalve mogelijk om als vo-instelling nazorg te verlenen. In sommige gevallen is het nodig om een leerling door te verwijzen naar de gemeente voor verdere hulpverlening. In dit geval kan de medewerker die de leerling met geldzorgen begeleidt, zorgen voor een warme overdracht naar de gemeente voor verdere (schuld) hulpverlening.
De vo-instelling hoeft in het kader van deze subsidieregeling en/of de verantwoording hiervoor geen persoonlijke gegevens van leerlingen te registreren.
Een voorbeeld: Bepaal eerst de kosten voor activiteit A en B. Stel:
A = € 500,- x 16 docenten = € 8.000,- *)
B = € 110,- x 500 uur = €55.000,-*)
De aanvraag in dit voorbeeld is kleiner dan €125.000, dus is geen controleverklaring nodig (u kunt in de begroting en in uw aanvraagformulier geen €3.000,- kosten hiervoor opvoeren)
De totale kosten van de activiteiten, waarbij activiteit D maximaal is, zijn dan: (100 x 63.000) / 75 = € 84.000,-
Activiteit D= maximaal: 84.000,- x (25 / 100) = €21.000,-
*) Bij opleidingskosten en kosten voor inhuur kan sprake zijn van niet verrekenbare
btw. De kosten van niet verrekenbare btw mogen dan ook toegevoegd worden aan de begroting (kolom H).
Voortgang & vaststelling
Alleen voor een project dat langer dan achttien maanden duurt, wordt binnen acht weken na afloop van deze periode een voortgangsrapportage in het voorgeschreven format ingediend. Het voorgeschreven format voor deze voortgangsrapportage zal uiterlijk Q1 2025 onder Uitvoeren en verantwoorden komen te staan.
In de verleningsbeschikking wordt een termijn opgenomen voor wanneer een voortgangsrapportage ingediend moet zijn. De aanvrager is er zelf voor verantwoordelijk dat deze termijn gehaald wordt.
Het voorgeschreven format voor de voortgangsrapportage zal uiterlijk Q1 2025 worden gepubliceerd onder Uitvoeren en verantwoorden.
Een verzoek tot vaststelling van subsidie wordt ingediend binnen 22 weken na afloop van de projectperiode onder gebruikmaking van een daartoe door de minister elektronisch beschikbaar gesteld formulier. Dit kunt u terugvinden in de kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS in paragraaf 7.2, wetten.nl - Regeling - Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS - BWBR0037603 (overheid.nl)
Conform de kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS besluit vervolgens de minister binnen 22 weken na ontvangst van het volledige verzoek tot vaststelling of de subsidie kan worden vastgesteld. Dit kunt u terugvinden in de kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS in artikel 7.5, lid 6. wetten.nl - Regeling - Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS - BWBR0037603 (overheid.nl)
Het verzoek tot vaststelling omvat middels een voorgeschreven format, een verslag van de uitgevoerde activiteiten met een overzicht van de kosten per activiteit. Het voorgeschreven format voor de eindrapportage zal uiterlijk Q1 2025 worden gepubliceerd onder Uitvoeren en verantwoorden.
Als de verleende subsidie, exclusief de accountantskosten bedoeld in artikel 8 ‘Subsidiabele kosten’ lid 1 onderdeel f, € 125.000, – of meer bedraagt, is er bij de vaststelling ook een controleverklaring nodig. Een accountant stelt deze verklaring op volgens een voorgeschreven protocol.
Het accountantsprotocol is naar verwachting in mei 2024 beschikbaar en zal worden gepubliceerd onder Uitvoeren en verantwoorden.
Caribisch Nederland
Rijks bekostigde vo-instellingen, gevestigd in Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) kunnen een aanvraag indienen.
U kunt dit terugvinden in de regeling onder artikel 1 ‘Begripsbepalingen’.
Subsidiabele kosten uit Caribisch Nederland worden in euro’s ingediend in zowel de begroting als het aanvraagformulier.
De toegekende subsidie voor vo-instellingen uit Caribisch Nederland worden in euro’s vastgesteld en in dollars uitgekeerd. Hiervoor wordt gebruikt UVB een historisch jaargemiddelde.